27 augustus 2019
Overheid en industrie leggen in een convenant vast dat de Nederlandse olie en gasindustrie de broeikasgasemissies van haar activiteiten op zee de komende twee jaar zal halveren.
Jo Peters, Secretaris Generaal van NOGEPA, en minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) ondertekenden afgelopen maandag een convenant waarin de Nederlandse offshore olie en gasindustrie toezegt binnen twee jaar de uitstoot van methaan te halveren. Daartoe heeft zij een ambitieus reductieprogramma opgesteld. De overheid spreekt op zijn beurt uit om samen met de industrie een onderzoek op te starten naar de randvoorwaarden die verdere reductie op langere termijn mogelijk maken. Bijvoorbeeld door voor de energievoorziening op de belangrijkste offshore installaties over te schakelen naar duurzame stroom. Op dit moment wordt een deel van het geproduceerde gas nog op de platforms zelf ingezet. Elektrificatie is overigens ook nodig om de gasinfrastructuur beschikbaar te houden voor toekomstige CO2 opslag en de eventuele productie, transport en opslag van groene waterstof.
Jo Peters: “Welk scenario voor de energietransitie je ook hanteert, het gebruik van aardgas maakt daar nog vele jaren deel van uit. Dan kun je dat gas het best zo veel mogelijk uit de Nederlandse ondergrond winnen. Op dit moment zorgt de Nederlandse olie- en gasindustrie via de gaswinning in de zogenoemde kleine velden voor ongeveer een kwart van het in Nederland gebruikte aardgas. Wij vinden het belangrijk die gaswinning, zolang er voorraden zijn en zolang er nationaal een gasvraag is, voort te zetten. Een van de voorwaarden is dan natuurlijk dat je dat op een zo goed mogelijke manier doet. Dus ook zo klimaatvriendelijk mogelijk. Daarom verbinden wij ons graag aan deze ambitieuze maar volgens onze leden haalbare doelstelling en onderzoeken we samen met de overheid de randvoorwaarden die ingevuld moeten worden om de impact van onze activiteiten verder te verkleinen.”
Minister Eric Wiebes: “Ik feliciteer de industrie met dit ambitieuze methaanreductieprogramma. Op weg naar 2050 bouwen we het gasgebruik af. Tot die tijd hebben we, of we het nu leuk vinden of niet, aardgas nodig. Nederlands gewonnen aardgas heeft daarbij de voorkeur. Dat heeft een kleinere impact op het klimaat dan geïmporteerd aardgas en levert geld op in plaats van dat het geld kost. De industrie laat met dit programma in de praktijk zien oog te hebben voor haar maatschappelijke rol en neemt concrete maatregelen om de klimaatimpact van olie en gaswinning verder te verminderen.”
In het convenant beschrijft NOGEPA hoe vanaf 1990 maatregelen in het kader van de Intentieverklaring uitvoering milieubeleid olie- en gaswinningsindustrie al tot een grote emissie-afname hebben geleid. De emissie van methaan in de gehele olie- en gassector is in de periode 1990 tot en met 2017 stapsgewijs afgenomen met 47.900 ton (80% reductie). Dit staat gelijk aan een emissiereductie van ongeveer 1,5 miljoen ton CO2eq. De leden van NOGEPA verbinden zich in het convenant tot een verdere reductie in de komende twee jaar. Doelstelling is de gezamenlijke uitstoot van bestaande offshore productieplatforms van 8.562 T CH4/j in 2017 vóór 31 december 2020 terug te brengen tot 4.281 T CH4/j (50% reductie). Dit komt overeen met 120.000 ton CO2-equivalent.
Best Beschikbare Techniek
Bij de ontwikkeling van het reductieprogramma is de best beschikbare techniek (BBT) als uitgangspunt genomen. Vervolgens is gekeken naar het reductiepotentieel en de kosteneffectiviteit van maatregelen. Het ontwikkelde kosteneffectiviteitscriterium zorgt automatisch tot de uitvoering van die maatregelen die de grootste reductie opleveren. Het kosteneffectiviteitscriterium is gebaseerd op de CO2-prijs (het Europese systeem van emissiehandel (ETS)) ten tijde van de inventarisatie en selectie van maatregelen. De Nederlandse olie- en gassector legt hiermee als eerste industriesector een expliciete koppeling tussen het ETS en de emissie van methaan als broeikasgas.
Een substantiële verhoging van de Europese CO2-prijs tijdens de looptijd van dit convenant kan dan ook aanleiding geven om het kosteneffectiviteitscriterium voor maatregelen in het kader van dit programma te heroverwegen. Op basis van het vastgestelde kosteneffectiviteitscriterium is 50% reductie haalbaar.
Bij de ontwikkeling van het reductieprogramma is de best beschikbare techniek (BBT) als uitgangspunt genomen. Vervolgens is gekeken naar het reductiepotentieel en de kosteneffectiviteit van maatregelen. Het ontwikkelde kosteneffectiviteitscriterium zorgt automatisch tot de uitvoering van die maatregelen die de grootste reductie opleveren. Het kosteneffectiviteitscriterium is gebaseerd op de CO2-prijs (het Europese systeem van emissiehandel (ETS)) ten tijde van de inventarisatie en selectie van maatregelen. De Nederlandse olie- en gassector legt hiermee als eerste industriesector een expliciete koppeling tussen het ETS en de emissie van methaan als broeikasgas.
Een substantiële verhoging van de Europese CO2-prijs tijdens de looptijd van dit convenant kan dan ook aanleiding geven om het kosteneffectiviteitscriterium voor maatregelen in het kader van dit programma te heroverwegen. Op basis van het vastgestelde kosteneffectiviteitscriterium is 50% reductie haalbaar.
Elektrificatie
Voor verdergaande methaanemissiereductie lijkt elektrificatie van de offshore-productieplatforms een effectieve optie. Aansluiting op het Net op Zee is daarvoor noodzakelijk. Maar de randvoorwaarden hiervoor moeten nog ontwikkeld worden. Elektrificatie van platforms is tevens een belangrijke randvoorwaarde om op middellange (tot 2030) en lange (tot 2050) termijn CO2-transport en -opslag in lege olie- en gasvelden mogelijk te maken. De bestaande infrastructuur kan ook worden ingezet voor productie, transport en opslag van waterstof op zee. Ook hiervoor moeten de platforms worden aangesloten op het elektriciteitsnet. Daarnaast levert elektrificatie van gasplatforms direct een CO2-besparing op van 0.5-1.0 megaton per jaar. De olie- en gassector kan hiermee een substantiële bijdrage leveren aan de doelstellingen van het klimaatakkoord en de ontwikkeling van het nieuwe energiesysteem.
De sector kan elektrificatie van de belangrijkste productieplatforms echter alleen realiseren wanneer de economische en organisatorische randvoorwaarden daartoe zijn ingevuld. De belangrijkste zijn door NOGEPA geïnventariseerd:
Voor verdergaande methaanemissiereductie lijkt elektrificatie van de offshore-productieplatforms een effectieve optie. Aansluiting op het Net op Zee is daarvoor noodzakelijk. Maar de randvoorwaarden hiervoor moeten nog ontwikkeld worden. Elektrificatie van platforms is tevens een belangrijke randvoorwaarde om op middellange (tot 2030) en lange (tot 2050) termijn CO2-transport en -opslag in lege olie- en gasvelden mogelijk te maken. De bestaande infrastructuur kan ook worden ingezet voor productie, transport en opslag van waterstof op zee. Ook hiervoor moeten de platforms worden aangesloten op het elektriciteitsnet. Daarnaast levert elektrificatie van gasplatforms direct een CO2-besparing op van 0.5-1.0 megaton per jaar. De olie- en gassector kan hiermee een substantiële bijdrage leveren aan de doelstellingen van het klimaatakkoord en de ontwikkeling van het nieuwe energiesysteem.
De sector kan elektrificatie van de belangrijkste productieplatforms echter alleen realiseren wanneer de economische en organisatorische randvoorwaarden daartoe zijn ingevuld. De belangrijkste zijn door NOGEPA geïnventariseerd:
- Een generieke investeringsaftrek van 40%;
- Wettelijke verankering van de aansluiting van offshore productieplatforms op het energienet op zee;
- Vastgestelde aansluitvoorwaarden, inclusief tarieven;
- Compensatie van onrendabele kosten van elektrificatie.
In het convenant spreken partijen af samen te onderzoeken op welke wijze na 2020 verdere emissiereductie zou kunnen worden gerealiseerd en wat daarvoor nodig is.