Met de prikkelende titel ‘Gebrek aan visie is ook een keuze: investeringsklimaat voor de energie-intensieve industrie’, publiceert Hans van Cleef (Publieke Zaken ERS) een rapport met een appel aan de politiek. Politieke stabiliteit en een consistente industriepolitiek zijn volgens hem van wezenlijk belang om de industrie voor en in Nederland te behouden. Van Cleef is hoofd van de onderzoeksafdeling energie van Publieke Zaken ERS. Hiervoor diende hij ruim 2 decennia als sectoreconoom Energie bij ABN AMRO.
“Een transitie is geen transformatie en kost per definitie tijd.” Hiermee doelt Van Cleef op het feit dat de politiek een andere, kortere cyclus kent. Dat terwijl de industrie baat heeft bij een helder langetermijnbeleid. Hierop worden keuzes voor investeringen en strategische beslissingen gebaseerd.
Zonder duidelijke richting van de politiek nemen investeringen in energie-intensieve sectoren af. Volgens het rapport is er daarom dringend behoefte aan herstel van het bedrijfsvertrouwen in de politiek en ondersteuning van de strategische sectoren.
Element NL sprak met Hans Van Cleef over de tegenstellingen binnen het overheidsbeleid en vroegen hem om aanbevelingen voor de olie- en gassector.
Volgens uw onderzoek zette de productiereductie van drie relatief nieuwe kolencentrales de toon. Is dit het kantelpunt naar een wisselvallig industriebeleid?
“Eerst werd vanuit de overheid een opdracht gegeven om een kolencentrale te bouwen, die normaal gesproken een levensduur heeft van ongeveer 40 jaar. ”Vanwege de Urgenda-uitspraak besloot het kabinet in 2017 het gebruik van kolen voor de opwek van elektriciteit per 2030 te verbieden. Nieuwe kolencentrales mochten tussen 2020 en 2024 op slechts 35 procent van hun capaciteit draaien. “Na drie jaar werd gezegd dat de levensduur ingekort zou worden tot 12 jaar. Dat maakt dat de betrouwbaarheid van de overheid met betrekking tot investeringen behoorlijk geschaad is. Hierop volgde een reeks aan andere maatregelen, maar wat mij betreft is dit het startpunt.”
Welke lessen zijn hieruit te leren voor de olie- en gassector?
"Zorg ervoor dat je inzet op de energietransitie door de vraag te beperken en niet het aanbod. Kolencentrales waren sowieso uit de markt gedrukt door de opkomst van goedkopere zonne- en windenergie. Additioneel beleid om dit te sturen was niet nodig geweest en werkte averechts toen bleek dat de kolencentrales toch nodig waren. Voor aardgas geldt hetzelfde. Bij voldoende alternatief aanbod, wordt ook aardgas vanzelf uit de energiemix gedrukt."
Om minder afhankelijk te zijn van andere landen moeten we verduurzamen én kijken of we zo veel mogelijk zelf kunnen produceren.
“Tot die tijd blijft betaalbaar gas nodig,. Olie en gas wordt steeds meer geïmporteerd en geopolitieke spanningen zorgen voor oplopende prijzen. Om minder afhankelijk te zijn van andere landen moeten we verduurzamen én kijken of we zoveel mogelijk zelf kunnen produceren, zo hebben we genoeg energie en houden we energie betaalbaar.”
Wat is de oorzaak van het gebrek aan beslissingen voor de lange termijn?
"Zowel klimaatplannen als investeringen door de industrie zijn gebaseerd op de lange termijn. Voor de politiek ligt dit anders. De politiek kijkt over het algemeen naar de volgende verkiezingen. Dat betekent dat er als gevolg daarvan een visie voor de lange termijn ontbreekt. De laatste jaren zie je dat er veel meer gestuurd wordt op wat de kiezer wil horen en minder op een visie voor de lange termijn.”
Het piept en kraakt aan alle kanten en we zijn nog maar net begonnen.
“Dat houdt direct verband met de olie- en gassector. Zeggen dat de industrie en de gassector nodig zijn komt niet overeen met het publieke sentiment dat we moeten stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen. Een transitie is echter geen transformatie en kost per definitie tijd. We willen van alles elektrificeren en tegelijkertijd lopen we aan tegen netcongestie. Duurzame energie wordt steeds duurder. Alle materialen komen bovendien uit landen buiten Europa, waar we liever niet afhankelijk van zijn. Het piept en kraakt aan alle kanten en we zijn nog maar net begonnen.”
In het onderzoek wordt geschreven over wisselvallig overheidsbeleid en beslissingen die juist haaks op andere ambities staan. Werken energie-, industrie- en klimaatbeleid elkaar tegen en zo ja, hoe kunnen ze elkaar versterken?
“Ja, dat tegenwerken zie je op bepaalde onderdelen, zoals het klimaatakkoord van Parijs. Ieder land heeft zijn eigen doelstellingen op het gebied van verduurzaming, CO2-uitstoot, enzovoort. Tegelijkertijd vinden we de industrie heel belangrijk. We zien dat er maatwerkafspraken gemaakt worden om de grote CO2-uitstoters te helpen met verduurzaming en hen zo toch te behouden voor de Nederlandse en de Europese markt. Maar tegelijkertijd zijn er maatregelen zoals de nationale CO2-heffing en het verhogen van de energiebelasting die eigenlijk haaks staan op het helpen van de industrie. Met als gevolg vermindering of zelfs verplaatsing van productie naar het buitenland. Als je dat terugkoppelt aan het klimaatbeleid dan heeft dat een averechts effect.”
Hoe moet een nieuwe langetermijnvisie met betrekking tot industriebeleid eruit zien?
“Een beleid voor de lange termijn zou beginnen met het besef dat we een bepaald deel van de industrie nu nodig hebben, waarbij rekening gehouden wordt met het strategisch belang hiervan. Door recente ontwikkelingen met betrekking tot afhankelijkheid van het buitenland hebben we ook geleerd dat het handiger is om bepaalde producten in Europa te produceren. Bovendien is Nederland erg gericht op zichzelf, terwijl je op de wereldmarkt beter vanuit Europees perspectief kunt concurreren. Ook denk ik dat in het algemeen subsidie aan de olie- en gassector zou moeten worden toegestaan mits het aantoonbaar een positieve bijdrage levert aan het verminderen van de CO2-uitstoot en daarmee past binnen de energietransitie richting CO2-neutraal in 2050.”
Wat betekent het huidige beleid voor bedrijven die willen investeren?
“Bedrijven zijn geen sociale instellingen en moeten rendabel investeren. Momenteel vinden bedrijven de risico’s dusdanig groot dat ze liever ergens anders investeren. Dat betekent dat Nederland qua klimaatbeleid een stapje terug doet, de werkgelegenheid onder druk komt te staan, dat de opbrengsten van de investeringen ook in het buitenland komen te liggen, en de politieke en importafhankelijkheid toenemen. Dat in een wereld die sowieso al onder druk staat door geopolitieke spanningen.”
En wat voor gevolgen kan dit hebben voor de energietransitie?
“We kunnen met zijn allen zeggen dat we naar windenergie toe moeten, maar windmolens moeten ook ergens gemaakt worden. Wat ik vaak mis is de benoeming van de toegevoegde waarde van de producten die we maken en gebruiken. Of het nu gaat over staal en windmolens, benzine en auto’s, aardgas en de cv-ketel thuis. De overstap op de nieuwe energiemix gaat nog jaren duren. Als we de industrie nu niet draaiende houden moeten we elders inkopen, waardoor het alleen maar duurder wordt. Dat geld kunnen we niet meer investeren in verduurzaming.”
Wat kan de olie- en gassector bijdragen aan de transitie naar een nieuwe energiemix?
“Dat olie- en gasbedrijven nodig zijn om op te schalen, wordt nog weleens vergeten. En als er ergens een grote behoefte aan is, is het opschaling. Denk dan aan blauwe waterstof als stepping stone voor de omschakeling naar groene waterstof. Of aan CCS, het op grote schaal afvangen en opslaan van CO2. Bedrijven kunnen een grote bijdragen leveren, maar daar moeten ze wel de kans voor krijgen."