Logo Logo

Energie Infrastructuur Plan Noordzee 2050: bevindingen en ontwikkelingen voor de aardgassector

  Terug naar overzicht

Donderdag 6 juni stuurde demissionair minister Rob Jetten van Klimaat en Energie een brief aan de Tweede Kamer over het Energie Infrastructuur Plan Noordzee (EIPN) 2050. Dit plan is bedoeld om de ontwikkeling van de offshore infrastructuur te begeleiden die nodig is voor de overgang van fossiele naar hernieuwbare energie, met name windenergie op zee. De brief heeft als doel de Kamer te informeren over de totstandkoming van het plan en deelt daarnaast een adviesrapport van Deloitte en review van TNO. Wat is precies het EIPN, wat zijn de belangrijkste punten en eerste bevindingen uit de adviezen en wat is het meest relevant voor de aardgassector? 

De achtergrond en inhoud van het EIPN  
Om de klimaatdoelen te behalen, zet Nederland voor een groot deel in op offshore windenergie. Het aan land brengen van deze elektronen via een kabel is inefficiënt, zeker op een dermate grote schaal. Daarom wordt er ingezet op waterstof; de productie op zee van groene waterstof met windenergie, om vervolgens deze moleculen aan land te brengen via (bestaande) pijpleidingen. Dat is veel goedkoper, er is minder capaciteitsverlies en het biedt de mogelijk om waterstof (energie) op te slaan in bijvoorbeeld offshore gasvelden.

Het doel van het EIPN is om de offshore infrastructuur te ontwikkelen die nodig is om windparken aan te leggen en de opgewekte energie aan land te brengen. Dit plan moet bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelstellingen van Nederland, met een maximale capaciteit van windenergie op zee van ongeveer 70 GW in 2050, 35 GW in 2035 en 50 GW in 2040.

Het EIPN richt zich op verschillende werkstromen, waaronder strategische visie, hergebruik van infrastructuur voor een waterstofnetwerk op zee, ontwikkeling van een energiehub in windzoekgebied 6/7 en marktordening.

Het plan wordt in stappen uitgewerkt en de verwachting is dat een eerste versie van dit plan begin 2025 met de Kamer gedeeld wordt. Dit plan is één van de bouwstenen die nodig is om een integrale ruimtelijke afweging te maken binnen het Programma Noordzee.

Hoe het EIPN zich verhoudt tot andere programma's rondom het toekomstige energiesysteem.

 
Conclusies over het EIPN uit het adviesrapport en de review 
Het adviesrapport van Deloitte concludeert dat er aanzienlijke uitdagingen zijn in de productieketen voor de infrastructuur voor windenergie op zee. De huidige capaciteit lijkt onvoldoende om de vereiste schaalvergroting te realiseren. Deloitte benadrukt de cruciale rol van waterstofproductie op zee voor het behalen van de doelen voor windenergie, maar erkent dat deze technologie nog in de kinderschoenen staat en aanzienlijke risico's met zich meebrengt. De haalbaarheid van de doelstellingen voor 2040 hangt sterk af van tijdige en duidelijke besluitvorming over infrastructuur, terwijl de doelstellingen voor 2050 haalbaar blijven met de juiste planning en uitvoering. 
  
De review van TNO bevestigt de bevindingen van Deloitte en legt extra nadruk op de complexiteit van de benodigde infrastructuur en de marktordening. TNO wijst op de voordelen van een verhoogde interconnectiecapaciteit met omliggende landen voor zowel elektriciteit als waterstof, wat de leveringszekerheid kan verbeteren en prijsvolatiliteit kan verminderen. Het advies van TNO benadrukt tevens de voorkeur voor een geïntegreerd model waarin eigendom en beheer van de infrastructuur bij één publieke entiteit liggen, om juridische complicaties te vermijden en de efficiëntie te verhogen. 
 
Meest relevante elementen van het EIPN voor de aardgassector 
Hoewel er naar verwachting ook na 2030 nog nieuwe olie- en gaswinningsprojecten ontwikkeld worden, zal er tussen 2030 en 2050 minder olie- en gaswinning op zee plaatsvinden. De uitfasering van het aardgastransport op zee en de mogelijkheden voor het hergebruiken van aardgasplatforms, -leidingen en lege gasvelden voor waterstoftransport en mogelijk ook -opslag vallen wel binnen de scope van het EIPN. Elektrificatie van olie- en gasplatforms via het net op zee wordt mogelijk gemaakt via het wetgevingstraject voor de Energiewet, en de aanleg van solitaire turbines voor de elektrificatie van deze platforms wordt opgenomen in de voorgenomen wijziging van de Wet windenergie op zee.

Daarnaast is het voornaamste raakvlak met het EIPN het hergebruiken van bestaande aardgasleidingen en lege gasvelden voor de opslag en het transport van CO2. CCS kan concurreren met het hergebruiken van leidingen voor een waterstoftransportnet op zee. De afname van elektriciteit binnen het net op zee door CCS-installaties wordt, net zoals bij olie- en gasplatforms, voorzien in de Energiewet. Ruimtelijke raakvlakken zijn er met kabel- en leidingtracés van de (toekomstige) netwerken op zee en de locaties voor CO2-opslag en -transport, die afgestemd worden bij de PH en mogelijk in een nieuw Programma Noordzee 2028-2033. 
 
Kritische bevindingen voor de aardgassector 
Impact van CCS ontbreekt 
De impact van het Versnellingsplan en de ontwikkeling van Carbon Capture and Storage (CCS) is niet meegenomen in het rapport. Zowel Element NL als EBN zijn hier kritisch op, aangezien CCS invloed heeft op ruimtelijke claims, het gebruik van infrastructuur en de planning.

Waterstofproductie en –transport 
Het plan wijst op verschillende mogelijkheden voor waterstofproductie, opslag en transport op zee, maar er is meer onderzoek nodig om deze opties verder te verkennen.

Energiehubs 
Voor windzoekgebied 6/7 lijkt het hergebruik van bestaande platforms momenteel de beste optie vanwege de diepte. De ontwikkeling van energiehubs in de vorm van eilanden is voor nu niet van toepassing.

Windzoekgebied 6/7 lijkt het meest gunstig voor energiehubs.


Toeleveringsketen Wind op Zee
 
De toeleveringsketen voor Wind op Zee staat onder druk, wat mogelijk betekent dat de ambities voor windenergie voor 2035 naar beneden moeten worden bijgesteld. Dit zou ruimte kunnen bieden voor andere gebruikers van de Noordzee. 

Gasunie en waterstofnetwerk op Zee 
Hoewel Gasunie officieel nog niet is aangemerkt als Transmission System Operator (TSO) voor het waterstofnetwerk op zee (wel op land), lijkt dit steeds waarschijnlijker. Gasunie onderzoekt de mogelijkheden voor hergebruik van de huidige aardgasinfrastructuur en de aanleg van een nieuwe leiding voor waterstof.

Betrokkenheid en totstandkoming 
Hoewel een aantal operators is geraadpleegd over het hergebruik van infrastructuur, waren Element NL en de olie- en gasoperators zeer beperkt of niet betrokken bij de ontwikkeling van het EIPN. EBN en Gasunie waren echter wel structureel betrokken bij het plan.  

Tijdens het Noordzeeoverleg in de werkgroep Energie & Infrastructuur en de plenaire vergadering zijn de hoofdconclusies en aanbevelingen van het EIPN gedeeld, inclusief een review van TNO. Element NL heeft daar kritiek geuit op de beperkte betrokkenheid van de sector en het ontbreken van de impact van het Versnellingsplan en de ontwikkelingen van CCS. Dit is belangrijk, omdat het gevolgen heeft voor de ruimtelijke ordening en de infrastructuurcapaciteit in termen van ruimte, capaciteit en tijd. 
 
Conclusie 
Het Energie Infrastructuur Plan Noordzee 2050 biedt een kader voor de ontwikkeling van de offshore infrastructuur die nodig is voor de energietransitie. Hoewel het plan belangrijke richtingen en adviezen biedt, is er nog werk aan de winkel, met name op het gebied van CCS en de betrokkenheid van de sector. De aardgassector blijft via Element NL kritisch bijdragen aan het proces om ervoor te zorgen dat de ambities voor een duurzaam energiesysteem worden gerealiseerd.

 

Op de website van de Tweede Kamer zijn alle rapporten en documenten beschikbaar.

foto's: North Sea Energy, EIPN adviesrapport Deloitte

  • © 2024 Element NL